maanden met of zonder hoofdletter

Schrijf je maanden met of zonder hoofdletter?

In de Nederlandse taal roept de vraag “Schrijf je maanden met of zonder hoofdletter?” regelmatig verwarring op. Dit komt doordat andere talen, zoals het Engels, maanden vaak wel met hoofdletters schrijven. In dit uitgebreide artikel nemen we je mee door de oorsprong van de namen van maanden, hoe onze jaartelling is ontstaan, en waarom maanden in het Nederlands meestal zonder hoofdletter worden geschreven. Ook bekijken we uitzonderingen en geven we praktische tips voor correct taalgebruik.

Wat zijn maanden en waar komen ze vandaan?

Maanden vormen een belangrijk onderdeel van de kalender, die we gebruiken om de tijd te structureren. Het concept van maanden is duizenden jaren oud en vindt zijn oorsprong in natuurlijke verschijnselen zoals de maancyclus.

De maancyclus als basis

In de oudheid werd de tijd vaak gemeten aan de hand van de maanstanden. Eén maancyclus duurt ongeveer 29,5 dagen, wat resulteerde in een kalender van 12 maanden per jaar, met een totaal van ongeveer 354 dagen. Deze methode was echter niet perfect, omdat het zonnejaar – de tijd die de aarde nodig heeft om één volledige baan rond de zon te maken – ongeveer 365,25 dagen duurt.

De Romeinse kalender

De moderne namen van de maanden komen grotendeels uit de Romeinse kalender. Aanvankelijk telde deze kalender slechts 10 maanden. De winterperiode, waarin geen landbouwactiviteiten plaatsvonden, werd niet ingedeeld in maanden. Later voegden de Romeinen januari en februari toe om een kalender met 12 maanden te maken, zoals wij die nu kennen.

Hier zijn de namen van de maanden en hun oorsprong:

  • Januari: Vernoemd naar Janus, de Romeinse god van deuren en overgangen.
  • Februari: Afgeleid van het Latijnse februare, wat “reinigen” betekent, verwijzend naar zuiveringsrituelen.
  • Maart: Verwijst naar Mars, de Romeinse god van oorlog.
  • April: Mogelijk afkomstig van het Latijnse woord aperire (openen), verwijzend naar het ontluiken van bloemen.
  • Mei: Genoemd naar Maia, een vruchtbaarheidsgodin.
  • Juni: Vernoemd naar Juno, de Romeinse beschermgodin van vrouwen en huwelijk.
  • Juli: Genoemd naar Julius Caesar, die de Romeinse kalender hervormde.
  • Augustus: Verwijst naar keizer Augustus, de eerste Romeinse keizer.
  • September, oktober, november en december: Deze namen zijn afgeleid van de Latijnse woorden voor respectievelijk zeven, acht, negen en tien, verwijzend naar hun oorspronkelijke plaats in de 10-maandige kalender.

Hoofdletters en maanden in verschillende talen

De regel om maanden al dan niet met een hoofdletter te schrijven, verschilt per taal.

Schrijf je maanden met of zonder hoofdletters in het Nederlands

In het Nederlands worden de namen van maanden zonder hoofdletter geschreven, tenzij ze aan het begin van een zin staan of deel uitmaken van een titel. Dit geldt ook voor dagen van de week, jaargetijden en windrichtingen.

Voorbeelden:

  • Ik ben in april jarig.
  • Februari is vaak koud.
  • De herfst begint meestal in september.

In andere talen

  • Engels: Maanden worden altijd met een hoofdletter geschreven, bijvoorbeeld January, February, en March. Dit komt doordat in het Engels zelfstandige naamwoorden vaak met een hoofdletter worden geschreven.
  • Frans en Spaans: Net als in het Nederlands worden maanden zonder hoofdletter geschreven, tenzij ze aan het begin van een zin staan.
  • Duits: In het Duits worden alle zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter geschreven, dus ook maanden zoals Januar, Februar, en März.

Wanneer gebruik je in het Nederlands wél hoofdletters voor maanden?

Hoewel de regel duidelijk is dat maanden zonder hoofdletter worden geschreven, zijn er situaties waarin een hoofdletter verplicht is:

1. Aan het begin van een zin

Elke zin begint met een hoofdletter, dus ook als de maandnaam de eerste letter van de zin is.

Voorbeeld:

April is een maand met veel regen.

2. In titels

In titels of kopjes kun je ervoor kiezen om alle belangrijke woorden met een hoofdletter te schrijven, inclusief maanden.

Voorbeeld:

De tentoonstelling “Mei In Bloei” is populair.

3. In eigennamen

Wanneer een maand deel uitmaakt van een eigennaam, zoals een evenement of titel, wordt deze met een hoofdletter geschreven.

Voorbeelden:

  • De Januari-uitverkoop begint vroeg.
  • Hij won de November Music Award.

Waarom schrijven we maanden zonder hoofdletter in het Nederlands?

De Nederlandse taal kent strikte regels voor het gebruik van hoofdletters. Alleen eigennamen en bepaalde andere zelfstandige naamwoorden krijgen een hoofdletter. Omdat maanden als gewone woorden worden beschouwd, krijgen ze geen hoofdletter, tenzij ze onderdeel zijn van een specifieke situatie zoals hierboven beschreven.

Veelgemaakte fouten bij maanden met of zonder hoofdletter

Veel mensen maken fouten doordat ze gewend zijn aan talen zoals Engels, waarin maanden altijd met een hoofdletter worden geschreven. Daarnaast zorgen inconsistenties in titels of publicaties soms voor verwarring.

Tips om fouten te vermijden:

  • Controleer altijd of een maandnaam aan het begin van een zin staat of onderdeel is van een eigennaam.
  • Vergelijk met andere woorden zoals dagen van de week. Als je “maandag” zonder hoofdletter schrijft, geldt dat ook voor “maart”.
  • Gebruik spellingcheckers om typfouten te voorkomen.

Conclusie: Maanden met of zonder hoofdletter?

De vraag “Schrijf je maanden met of zonder hoofdletter?” heeft een duidelijk antwoord in het Nederlands: maanden worden zonder hoofdletter geschreven, tenzij ze aan het begin van een zin staan of onderdeel zijn van een eigennaam. Hoewel dit in andere talen kan verschillen, is het belangrijk om de Nederlandse regels te volgen voor correct taalgebruik.

Door de oorsprong van de maanden te begrijpen en te weten wanneer je wel of geen hoofdletter gebruikt, kun je foutloos schrijven en professioneel overkomen. Denk eraan dat consistentie de sleutel is, vooral als je teksten publiceert.

Met deze uitgebreide uitleg hoef je je nooit meer af te vragen of je maanden met of zonder hoofdletter moet schrijven!

Lees ook eerder geschreven artikelen over:

om de dag

Hoe interpreteer je ‘om de dag’? Een duidelijke uitleg

‘Om de dag’ is een uitdrukking die bedoeld is om een frequentie aan te geven, maar toch zorgt deze constructie vaak voor verwarring. Betekent het nu elke dag of juist iedere tweede dag? In dit artikel leggen we duidelijk uit wat de letterlijke betekenis van ‘om de dag’ is, waar de verwarring vandaan komt, en hoe je het in de juiste context kunt gebruiken. We bespreken ook soortgelijke uitdrukkingen zoals ‘om het uur’, ‘om de week’, en ‘om de maand’, die eveneens voor misverstanden kunnen zorgen.

De letterlijke betekenis van ‘om de dag’

De uitdrukking ‘om de dag’ betekent om de twee dagen. Je doet iets dus één dag wel en de volgende dag niet, en herhaalt dit patroon steeds opnieuw. Een andere manier om dit uit te leggen is dat je iets doet op de oneven of even dagen van de maand. Het belangrijkste kenmerk van ‘om de dag’ is dus de regelmatige tussenpauze van één dag.

Voorbeeld

Als je zegt: “Ik ga om de dag naar de sportschool,” betekent dit dat je vandaag gaat, morgen niet, maar de dag daarna weer wel, enzovoorts.

Waar ontstaat de verwarring?

De verwarring rond ‘om de dag’ ontstaat vaak doordat mensen de term letterlijk nemen als ‘elke dag’. Omdat ‘om’ in andere contexten kan betekenen ‘op’ of ‘telkens’, denken sommigen dat ‘om de dag’ betekent dat iets dagelijks plaatsvindt. Deze interpretatie is echter onjuist. De ‘om’ in ‘om de dag’ verwijst juist naar een afwisselende of periodieke frequentie, wat het precies om de twee dagen maakt.

Een ander aspect van de verwarring ligt in de manier waarop we gewend zijn te praten over routines. Als je bijvoorbeeld hoort “ik drink koffie elke ochtend,” dan klinkt dat alsof het een dagelijkse routine is. Bij termen zoals ‘om de dag’ klinkt het woord ‘om’ echter minder bekend als aanduiding voor een pauze, waardoor de juiste interpretatie soms lastig wordt.

Andere vergelijkbare uitdrukkingen en hun betekenis

Naast ‘om de dag’ zijn er nog enkele andere uitdrukkingen die op dezelfde manier werken en tot vergelijkbare misverstanden kunnen leiden. Hier volgt een overzicht van deze uitdrukkingen met hun betekenis en voorbeelden.

1. Om het uur

Betekenis: Om de zestig minuten, dus elk tweede uur.

Voorbeeld: “De bus komt om het uur langs.” Dit betekent dat er telkens een uur tussen zit voordat de bus opnieuw aankomt. Als je om 10:00 uur de bus hebt, zal de volgende om 11:00 uur komen.

2. Om de week

Betekenis: Om de veertien dagen, dus elke tweede week.

Voorbeeld: “We hebben om de week een teamvergadering.” Dit houdt in dat je deze week een vergadering hebt, de week erna niet, maar de week daarna weer wel.

3. Om de maand

Betekenis: Om de dertig of 31 dagen, dus elke tweede maand.

Voorbeeld: “Om de maand geef ik een presentatie.” Dit betekent dat je bijvoorbeeld in januari een presentatie hebt, in februari niet, en dan in maart weer wel.

Waarom raken we vaak in de war?

Bij al deze uitdrukkingen zit de verwarring vooral in het gebruik van het woord ‘om’. Waar we in de dagelijkse taal vaak spreken van ‘iedere’ of ‘elke’ om een regelmatige frequentie aan te geven, duidt ‘om’ juist op een herhaling met een onderbreking ertussen. Het gaat hier dus altijd om een patroon met een vaste pauze.

Een andere bron van verwarring komt voort uit de variatie tussen verschillende talen en dialecten, waarin het gebruik van woorden zoals ‘om’ of ‘ieder’ verschillende betekenissen kan hebben. In het Engels betekent “every other day” bijvoorbeeld letterlijk ‘om de dag’, maar in de Nederlandse taal kan dit op eerste gehoor net wat lastiger zijn om te interpreteren.

Hoe kun je onthouden wat ‘om de dag’ betekent?

Een handige manier om dit te onthouden is door je voor te stellen dat je telkens een dag (of een week, maand, uur) overslaat. Bij ‘om de dag’ betekent het dat er steeds een dag tussen zit voordat je dezelfde activiteit opnieuw doet. Je kunt dit ook vergelijken met het overslaan van stappen in een patroon, wat helpt om de pauze van één dag, week, of maand duidelijker voor ogen te hebben.

Conclusie

‘Om de dag’, ‘om het uur’, ‘om de week’, en ‘om de maand’ zijn allemaal uitdrukkingen die een patroon met een vaste pauze aangeven. Ze betekenen niet ‘elke dag’ of ‘elke week’, maar juist elke tweede dag, week, of maand. Door je bewust te zijn van deze tussenpauze kun je de uitdrukking correct interpreteren en gebruiken in je dagelijkse taalgebruik.

Mocht je meer willen weten over soortgelijke taalvragen, bekijk dan ook onze artikelen over andere lastige uitdrukkingen zoals “ik rij of ik rijd”, “bedoelt of bedoeld” en “ik hou of ik houd” Zo leer je nog beter wat je bedoelt en hoe je de juiste vorm kiest!

bedoelt of bedoeld

Schrijf je ‘bedoelt’ of ‘bedoeld’?

Het verschil tussen ‘bedoelt’ en ‘bedoeld’ is een veelvoorkomende bron van verwarring in de Nederlandse taal. Dit heeft te maken met de verschillende vervoegingen van het werkwoord ‘bedoelen’ en hoe we herkennen of we te maken hebben met de tegenwoordige tijd of het voltooid deelwoord. In dit artikel leggen we duidelijk uit in welke gevallen je ‘bedoelt’ schrijft en wanneer ‘bedoeld’ juist is. Ook geven we een overzicht van de vervoegingen en enkele voorbeeldzinnen, zodat je het verschil eenvoudig kunt begrijpen en onthouden. Aan het eind van dit artikel verwijzen we naar andere artikelen op deze site, zoals “ik rij of ik rijd” en “ik hou of ik houd,” omdat ook deze onderwerpen vaak tot verwarring leiden.

Het verschil tussen ‘bedoelt’ en ‘bedoeld’

Om te begrijpen wanneer je ‘bedoelt’ of ‘bedoeld’ schrijft, is het handig om eerst te kijken naar het werkwoord ‘bedoelen’. ‘Bedoelen’ is een zwak werkwoord en de stam is ‘bedoel’. Het verschil tussen ‘bedoelt’ en ‘bedoeld’ hangt af van de tijd waarin je de zin schrijft en of je over het onderwerp of het voltooid deelwoord praat.

  • Bedoelt: Dit gebruik je in de tegenwoordige tijd wanneer het onderwerp ‘jij’, ‘u’, of ‘hij/zij/het’ is. Bijvoorbeeld: “Wat je bedoelt is duidelijk.”
  • Bedoeld: Dit is het voltooid deelwoord en wordt vaak gebruikt in combinatie met hulpwerkwoorden zoals ‘hebben’ of ‘zijn’. Bijvoorbeeld: “Ik heb het niet zo bedoeld.”

De vervoegingen van ‘bedoelen’

Hieronder zie je de vervoegingen van ‘bedoelen’ in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord:

TijdVervoeging
Tegenwoordige tijdik bedoel
jij bedoelt
hij/zij/het bedoelt
wij/jullie/zij bedoelen
Verleden tijdik bedoelde
jij bedoelde
hij/zij/het bedoelde
wij/jullie/zij bedoelden
Voltooid deelwoordbedoeld

Voorbeelden van ‘bedoelt’ en ‘bedoeld’ in zinnen

Hieronder enkele voorbeeldzinnen die laten zien wanneer je ‘bedoelt’ of ‘bedoeld’ gebruikt:

  1. Tegenwoordige tijd: bedoelt
    • “Wat je bedoelt met die opmerking is niet helemaal duidelijk.”
    • “Hij bedoelt het goed, maar zijn woorden komen anders over.”
    • “Bedoel je dat ik de verkeerde keuze heb gemaakt?”
  2. Verleden tijd: bedoelde
    • “Hij bedoelde dat niet zo, maar het klonk wel hard.”
    • “Wat je bedoelde, kwam niet over zoals je dacht.”
  3. Voltooid deelwoord: bedoeld
    • “Wat je bedoeld hebt, was goed bedoeld, maar kwam anders over.”
    • “Ik heb het niet zo bedoeld.”
    • “Het is precies zoals ik het bedoeld had.”

Waarom verwarren mensen ‘bedoelt’ en ‘bedoeld’ vaak?

De verwarring tussen ‘bedoelt’ en ‘bedoeld’ ontstaat vaak omdat deze vormen hetzelfde klinken, maar in de grammatica anders functioneren. Hetzelfde zien we bij werkwoorden als “ik rij of ik rijd” en “ik hou of ik houd.” In deze gevallen gaat het om de vervoegingen die eindigen op een ‘-d’ of een ‘-t’, en dit leidt snel tot fouten, omdat de klank overeenkomt.

Tip: Om te onthouden of je ‘bedoelt’ of ‘bedoeld’ moet schrijven, kun je kijken naar het werkwoord en of er een hulpwerkwoord in de zin staat, zoals ‘hebben’ of ‘zijn’. In dat geval gebruik je het voltooid deelwoord: ‘bedoeld’. Is er geen hulpwerkwoord en gaat het om de tegenwoordige tijd, dan is ‘bedoelt’ juist.

Wat je bedoelt of wat je bedoeld?

Wanneer je een zin hebt zoals: “Ik begrijp niet zo goed wat je bedoelt” is dit tegenwoordige tijd, waardoor je wat je bedoelt dus met een t schrijft. Wanneer het dus om een voltooid deelwoord gaat zoals bijvoorbeeld hierboven; ‘wat je bedoeld hebt’ dan schrijf je ‘wat je bedoeld’ dus met een d.

Conclusie

Of je nu ‘bedoelt’ of ‘bedoeld’ schrijft, hangt af van de grammaticale context in de zin. Gebruik ‘bedoelt’ in de tegenwoordige tijd wanneer je verwijst naar ‘jij’, ‘u’, of ‘hij/zij/het’. Gebruik ‘bedoeld’ als het voltooid deelwoord, meestal in combinatie met een hulpwerkwoord. Door te letten op het gebruik van hulpwerkwoorden kun je vaak voorkomen dat je de verkeerde vorm gebruikt.

Lees ook onze artikelen over andere taalvragen zoals “ik rij of ik rijd” en “ik hou of ik houd” om je kennis verder te verdiepen. Zo begrijp je steeds beter wat je bedoelt als je schrijft en voorkom je veelgemaakte fouten!

ik hou of ik houd

Ik hou of ik houd: Hoe zit het met de juiste spelling?

Werkwoordvervoeging in het Nederlands

De vervoeging van werkwoorden in het Nederlands kan soms verwarrend zijn, vooral bij werkwoorden die in de stam op een medeklinker eindigen. Zoals we eerder al een artikel schreven over Ik rij of ik rijd. Hebben we nu de veelgestelde vraag: “Schrijf je ‘ik hou of ik houd?” Beide vormen zijn correct, maar er zijn subtiele verschillen in gebruik. In deze blog leggen we uit hoe je de juiste vorm kiest en wanneer je welke spelling gebruikt.

De stam en persoonsvorm

Om te begrijpen waarom beide vormen bestaan, moeten we kijken naar de stam van het werkwoord “houden”. De stam is “houd”. In de eerste persoon enkelvoud (ik) kun je zowel “ik houd” als “ik hou” schrijven. De vorm “ik houd” is grammaticaal gezien de officiële spelling, maar “ik hou” is een veelgebruikte informele variant.

Voorbeelden van formeel gebruik:

  • Ik houd van boeken.
  • Ik houd mijn kamer netjes.

Waarom ook “Ik Hou”?

Hoewel “ik houd” de formeel correcte vorm is, hoor je in de spreektaal vaak “ik hou”. Dit is niet fout, maar wordt beschouwd als informeler. In alledaagse gesprekken of informele teksten komt deze verkorte vorm vaak voor en wordt breed geaccepteerd.

Voorbeelden van informeel gebruik:

  • Ik hou van muziek.
  • Ik hou het simpel.

Andere vervoegingen van “Houden”

Om het verschil duidelijk te maken, zetten we de vervoegingen van het werkwoord “houden” in de tegenwoordige tijd op een rijtje:

  • Ik houd / ik hou
  • Jij houdt
  • Hij/zij/het houdt
  • Wij houden
  • Jullie houden
  • Zij houden

Zoals je kunt zien, verandert de stam niet in de andere personen. Alleen in de eerste persoon enkelvoud kun je kiezen tussen “ik houd” en “ik hou”.

Gebruik in schrift en spraak

Voor formele teksten, zoals zakelijke brieven, verslagen of officiële documenten, is het aan te raden om de correcte vorm “ik houd” te gebruiken. In informele situaties, zoals gesprekken of berichten aan vrienden, is “ik hou” een prima keuze. Het hangt dus af van de context en het publiek welke vorm het beste past.

Samenvatting

Dus, schrijf je “ik hou” of “ik houd”? Beide vormen zijn correct. “Ik houd” is de formele variant en hoort thuis in formele schriftelijke communicatie. “Ik hou” is een informele, spreektaalvariant die je vaak hoort in gesprekken of informele teksten. Door te weten wanneer je welke vorm gebruikt, kun je je taalgebruik beter afstemmen op de situatie.

meubels of meubelen

Is het meubels of meubelen?

Wanneer je naar een winkel gaat voor het inrichten van jouw woonkamer met een nieuwe bank, tafel of kast, vraag je je misschien af: moet ik het nu over meubels of meubelen hebben? Hoewel beide termen gangbaar zijn, zit er een subtiel verschil in gebruik, en is het goed om te weten wat de officiële regels volgens de Nederlandse taal zijn.

De Nederlandse taalregels

Het woord “meubel” komt van het Latijnse woord mobilis, wat “beweegbaar” betekent. In het Nederlands wordt dit woord gebruikt voor een voorwerp dat onderdeel is van het interieur van een woning of kantoor, zoals stoelen, tafels of kasten. Wanneer we meerdere van deze voorwerpen bedoelen, komen we bij het meervoud.

Volgens de regels van het Groene Boekje, de officiële leidraad voor de spelling van de Nederlandse taal, zijn beide vormen, “meubels” en “meubelen,” correct. Meubels is de moderne, gangbare vorm, terwijl meubelen traditioneler is en in sommige contexten als formeler of ouderwets kan worden beschouwd.

  • Meubels: Dit is de meest gebruikte vorm in het dagelijks taalgebruik. Het is korter en eenvoudiger, en daarmee ook praktischer in de omgangstaal.
  • Meubelen: Deze vorm is wat formeler en komt vaker voor in geschreven taal of in oudere teksten. Het is ook een gangbare term in commerciële teksten, zoals bij meubelzaken.

Hoewel beide vormen dus juist zijn, zie je in moderne teksten en spreektaal vaak een voorkeur voor “meubels.” Dit wordt ook bevestigd door taaladviesdiensten en taalgidsen.

Wat is meubilair?

Naast de termen “meubels” en “meubelen” komt ook het woord meubilair veel voor. Waar meubels en meubelen betrekking hebben op losse stukken (zoals een stoel, tafel of kast), verwijst meubilair naar de gehele inboedel van een interieur. Met andere woorden, meubilair is een verzamelnaam voor alle meubels in een ruimte, inclusief decoratieve elementen zoals verlichting of wandrekken.

De term meubilair wordt vaak gebruikt in een formele context, bijvoorbeeld bij interieurontwerp, architectuur of als verzamelbegrip in officiële documenten. Als je spreekt over het meubilair van een woning, bedoel je de volledige set van alle meubels, inclusief accessoires en decoratieve items die samen een functioneel geheel vormen.

Het historische verschil tussen meubels en meubelen

In het verleden was “meubelen” de gebruikelijkere term. Het meervoud “meubelen” volgt de ouderwetse Nederlandse regels voor het vormen van meervouden van woorden die eindigen op een -el. Vergelijkbare voorbeelden zijn “tafelen” en “stoelen,” hoewel deze laatste inmiddels bijna volledig door “stoelen” is vervangen.

De verandering naar “meubels” is het gevolg van taalontwikkeling. In het hedendaags Nederlands zien we vaker dat langere, ouderwetse vormen worden ingekort voor eenvoudiger gebruik. “Meubelen” klinkt voor sommigen nu zelfs ietwat ouderwets, terwijl “meubels” past bij het modern Nederlands dat zich richt op efficiënte communicatie.

In welke gevallen gebruik je welk woord?

Hoewel de regels ruimte laten voor zowel “meubels” als “meubelen,” zijn er situaties waarin de voorkeur kan verschillen:

  • Meubels: Gebruik je als je informeel wilt klinken, of wanneer je bijvoorbeeld in een gesprek praat over de nieuwe bank of tafel die je hebt gekocht.
  • Meubelen: Past beter in formele documenten, zoals contracten, brochures van meubelwinkels, of andere meer traditionele contexten.
  • Meubilair: Is ideaal wanneer je het over de volledige inboedel van een ruimte hebt, zoals in termen van interieurontwerp of wanneer je een formele toespraak of tekst schrijft over inrichting.

Veelgestelde vragen over meubels, meubelen en meubilair

  • Kan ik altijd meubels gebruiken? Ja, in het dagelijks taalgebruik kun je meestal de term “meubels” gebruiken zonder problemen. Het wordt breed geaccepteerd en klinkt natuurlijk in gesprek.
  • Klinkt meubelen ouderwets? Meubelen kan soms als formeel of ouderwets worden ervaren, afhankelijk van de context. In sommige gevallen kan het ook een bewuste keuze zijn om het meer formeel of chique te laten klinken.
  • Wanneer gebruik je meubilair? Meubilair wordt meestal gebruikt in een bredere context, bijvoorbeeld wanneer je een volledige set meubels bedoelt of het hebt over het interieur van een kantoor, woning of restaurant.

Meubels, meubelen of meubilair?

De termen meubels, meubelen, en meubilair zijn allemaal correct en bruikbaar, afhankelijk van de context waarin je ze gebruikt. De Nederlandse taalregels staan beide meervoudsvormen toe, maar “meubels” is in de moderne spreektaal duidelijk favoriet. Voor formelere teksten of historische verwijzingen blijft “meubelen” een goede optie. Het woord meubilair gebruik je wanneer je het hebt over het totale interieur van een ruimte, inclusief alle meubels en accessoires.

Met deze kennis kun je in elke situatie de juiste term kiezen en goed beslagen ten ijs komen in je communicatie over interieur en inrichting.

Financiële tips om zuinig maar een plezierige studietijd te hebben

De studietijd wordt vaak gezien (door oud-studenten) als de tijd van hun leven. Hierna wacht de arbeidsmarkt en begint het normale leven. Nu de studiefinanciering als gift is afgeschaft en het wordt omgezet in een lening heeft dat invloed op de financiële situatie van zowel studenten als oud-studenten. Niet iedere student kiest er daarom meer voor om de toelage te ontvangen. De studieschuld heeft namelijk ook in de toekomst invloed op het verkrijgen van een hypotheek voor bijvoorbeeld een woning. De openstaande studieschuld wordt namelijk als korting gebruikt bij het berekenen van de maximale hypotheek. Nu er ook steeds strengere eisen zijn en er percentueel ten opzichte van de woningwaarde minder geleend kan worden is dat iets voor studenten om nu al bij stil te staan volgens Geldlenentotaal. Het financiële blog meldt verder dat ook het rentepercentage een risicofactor vormt. Studenten lenen nu al, maar pas aan het eind van de studietijd wordt de rente vastgesteld. De rente staat nu heel laag op nog geen 2,0%, maar vier jaar later of bij langere studies tot wel tien jaar later kan de rente er heel anders uit zien. In de jaren 80 waren rentepercentages van tot wel 15% heel normaal.

Besparen op verzekeringen en vaste lasten

Het Nibud geeft regelmatig tips hoe je slim om kan gaan met het beschikbare budget wanneer je studeert en tegelijkertijd een comfortabel leven kan leiden. Een begroting maken is al heel zinvol, zodat er goed overzicht bestaat van wat er inkomt en wat er uit gaat. Bij inkomsten kan gedacht worden aan:

  • (Bij)baan
  • Basisbeurs of aanvullende beurs
  • Studielening
  • Zorgtoeslag
  • Huurtoeslag
  • Eventueel bijdrage ouders

Het lijstje met uitgaven kan complex en een stuk langer zijn, maar de volgende onderdelen komen steevast terug:

Vooral op de vaste lasten blijkt nogal wat te besparen. De ene energie aanbieding is de andere niet en datzelfde geldt voor de studentenkamer of verzekering. Vergelijk daarom altijd goed de mogelijkheden op internet. Vaak is dat heel transparant en kosteloos. Een paar tientjes in de maand betekent al een bedrag van € 500 of meer per jaar. Een aantal andere handige tips zijn het meenemen van een lunch ipv ter plekke kopen, tweedehands studieboeken, profiteren van studentenkortingen en het aanvragen van toeslagen bij de overheid voor bijvoorbeeld de zorgverzekering of huur. Alles bij elkaar kan het heel veel opleveren.